Haventjes en diepe gaten
Bij het zoeken van beschutting zijn er twee strategieën. Een groot deel van de witvis (zoals blankvoorn, brasem en kolblei) zakt af naar de diepe delen van het water, dit kan een diep gat zijn in het midden van het Haringvliet of een aangetakte diepe rivierplas langs de Rijn. Op deze diepe plekken is er weinig beweging in het water en is de watertemperatuur redelijk constant. Een ander deel van de vissen zoekt beschutting op in de vorm van inhammen, kanalen, maar vaak ook haventjes. Op deze plaatsen kun je de vissen soms in dichte scholen zien liggen. Vissers zeggen dan: “De vis ligt zo dik dat je erover kunt lopen”.
Gevarieerd gezelschap
Over het algemeen bestaan scholen vis uit individuen van dezelfde soort en dezelfde leeftijd. Bij winterclustering zien we, door de noodzaak van beschutting en veiligheid, met regelmaat ook samengestelde scholen van vissen. Minder talrijke soorten sluiten zich dan aan bij een grote school van een talrijke soort. Dit was ook het geval toen we twee weken geleden op pad gingen langs het Haringvliet om winterclustering op film vast te leggen. In een klein haventje troffen we een school vis aan onder het ijs die voornamelijk bestond uit jonge blankvoorn, maar ook winde, roofblei en baars maakten deel uit van dezelfde school.
Gedekte tafel voor roofvis
De grote scholen jonge vis zijn een trekpleister voor roofvissen als snoek, snoekbaars en baars. Deze roofvissen die over het algemeen net iets eerder paaien dan de witvis, soms nog in het vroege voorjaar, maken gretig gebruik van deze geconcentreerde voedselbron om voldoende energie op te doen voor de aanstaande paaiperiode. Als jonge vis kun je dus maar beter in het midden van de school blijven.
Bron: Nature Today